Polsbreuk

Polsbreuk

De pols is een complex gewricht bestaande uit acht handwortelbeenderen en twee onderarmbotten: de ellepijp (ulna) en het spaakbeen (radius). Een breuk (fractuur) van de ellepijp en/of het spaakbeen komt vaak voor.

Bij een polsfractuur betreft het soms alleen een scheur in het bot, maar soms is er verplaatsing van de botstukken. De grootte van deze verplaatsing, de mate van verbrijzeling en de plaats van de fractuur bepalen de mate van schade. Behalve een letsel van het bot komt er ook letsel van de omliggende pezen, spieren, banden, vaten en zenuwen voor.

Een fractuur aan het uiteinde van het spaakbeen (distale radius fractuur) komt het meest voor. Distale radiusfracturen ontstaan na bijvoorbeeld een val op de uitgestrekte onderarm, een val van grote hoogte of betrokkenheid bij een verkeersongeval. Distale radiusfractuur komt regelmatig voor bij jong volwassenen en personen tussen de 60 en 70 jaar. Bij de laatste groep is er vaak sprake van botontkalkingziekte (osteoporose). Hierdoor kan een distale radiusfactuur ontstaan bij minder zwaar trauma.

Mogelijke onderzoeken bij Polsbreuk

Mogelijke behandelingen bij Polsbreuk

Betrokken afdelingen en vakgroepen


Bij een polsbreuk kunt u last hebben van pijn, zwelling en standsafwijking van de pols. De pijn neemt toe bij beweging.

U bespreekt uw klachtenpatroon met de arts en er wordt lichamelijk onderzoek uitgevoerd. In geval van verdenking op een polsbreuk worden röntgenfoto’s gemaakt. Afhankelijk van de bevindingen is aanvullend onderzoek nodig in de vorm van:

Niet-operatieve behandeling

Vaak kan worden volstaan met een niet-operatieve behandeling. Vanzelfsprekend is dit afhankelijk van het type polsbreuk.

  • Als er geen belangrijke verplaatsing is van het bot betreft de niet-operatieve behandelingsoptie:

    Gipsspalk
    In de eerste week wordt er bij de aanleg van de gipsspalk ruimte gehouden voor het zwellen van de pols. Deze gipsspalk wordt na de eerste week vervangen. De duur van de gipsbehandeling varieert van 4 tot 6 weken.

  • Als er verplaatsing is van de botstukken betreft de niet-operatieve behandelingsoptie:

    Repositie gevolgd door gipsspalk
    Bij een repositie wordt de pols plaatselijk verdoofd, waarna de botstukken teruggezet worden op de oorspronkelijke positie. Na het ‘zetten’ wordt er een gipsspalk aangelegd. Gezette fracturen dienen minimaal 5 weken in gips rust te houden. Na een week (en soms ook nog eens na 2 weken) volgt controle op de stand van de fractuur. Bij een afwijkende stand kan een operatie worden overwogen.

Operatieve behandeling

Wanneer het ‘zetten’ van de breuk niet goed mogelijk is, of wanneer er na het ‘zetten’ geen juiste stand wordt bereikt, of de breuk niet stabiel is, wordt er gekozen voor een operatieve behandeling. Afhankelijk van het type breuk en de botkwaliteit wordt er gekozen voor een van onderstaande opties om de botten te stabiliseren en op de plaats te houden:

  • Pennetjes
  • Plaat en schroeven
  • Externe fixateur: een hekwerk (metaal of kunststof) dat buiten het lichaam de botdelen op de plaats houdt.

De specialist weet veelal voor de operatie welke techniek gebruikt zal worden en zal dit met u bespreken.

Voor de operatie
Voor de operatie dient u (indien mogelijk met het oog op de spoed van de operatie) rekening te houden met onderstaande zaken:

  • Neem een begeleider mee naar het ziekenhuis om u na de operatie te helpen bij het aankleden en/of vervoer naar huis.
  • Draag geen sieraden of nagellak.
  • Haal alvast pijnstilling in huis (paracetamol, indien nodig krijgt u een recept voor extra pijnstilling).
  • Geef eventuele allergieën voor de ingreep door aan de arts.
  • Stop in overleg met de arts enkele dagen voor de operatie met bloedverdunnende medicatie. U kunt dit één dag na de operatie weer hervatten.

Operatie
Tijdens de operatie ligt u op uw rug met uw arm opzij. De operatie gebeurt vaak in dagbehandeling onder verdoving van de gehele arm of onder volledige anesthesie. Afhankelijk van de breuk en techniek wordt er een snede gemaakt. De breuk wordt gelokaliseerd en geïnspecteerd. Tevens wordt er gekeken naar schade aan omringende weefsels zoals pezen, bloedvaten, zenuwen, banden en spieren. Afhankelijk van de bevindingen wordt er gekozen voor pennetjes, plaat en schroeven of een externe fixateur.

  • Na de operatie krijgt u een gipsspalk aangemeten U dient het gipsverband droog te houden. Tijdens douchen kunt u een plastic zak om de hand doen. De spalk wordt na ongeveer 10 dagen gewisseld nadat de hechtingen verwijderd zijn.
  • U dient de hand de eerste dagen hoog te houden. Dit kan met de hulp van een mitella /sling. 's Nachts kunt u uw hand het beste op een kussen laten rusten.
  • Het is van belang dat u de vingers regelmatig beweegt om stijfheidsklachten te voorkomen. Dit kunt u doen door 5x per dag 10 maal de vingers recht te maken en 10 maal de vingers te ontspannen en te buigen. Dit herhaalt u waarbij u de andere hand gebruikt om de vingers te helpen met bewegen. Daarnaast kunt u 5x per dag 10 maal de vingers spreiden en sluiten om het vocht uit de hand weg te pompen. Vermijd met kracht een vuist te maken.
  • Voor eventuele napijn kunt u paracetamol (max. 4 x daags 1.000 mg) gebruiken. Indien nodig krijgt u een recept voor extra pijnstilling.
  • Zelf autorijden met drukverband/gipsspalk mag niet, u bent dan niet verzekerd.
  • Tijdens de gipsspalk periode worden er regelmatige controle röntgenfoto’s van de pols gemaakt.
  • Uw behandelend arts bepaalt wanneer de pennetjes en/of externe fixateur worden verwijderd, vaak is dit na zes weken.
  • Een plaat met schroeven wordt alleen verwijderd als deze klachten geeft.
  • Uw behandelend arts bepaalt hoe lang u de gipsspalk dient te dragen. Na het verwijderen van de gipsspalk, wordt met oefentherapie gestart onder begeleiding van het handenteam. Deze oefeningen zijn er op gericht de kracht en beweeglijkheid in uw pols en hand te vergroten.


Hersteltraject (operatieve behandeling)

  • De duur van de herstelfase na operatie aan een polsbreuk is variabel en afhankelijk van uw wondgenezing en herstel. Vaak bedraagt de herstelperiode zo’n 3 maanden. Wetenschappelijk onderzoek laat echter zien dat 3 maanden na de fractuur 50% van de patiënten nog arbeidsongeschikt is. Na 6 maanden bedraagt dit 20% en na 12 maanden 5%. BRON: Richtlijn distale radius fractuur, Nederlandse Vereniging voor Heelkunde, 2010, redactie prof. P. Brink, in samenwerking met de Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie.
  • Soms komt het voor dat het litteken en het gebied rondom het litteken langere tijd (weken tot maanden) gevoelig is bij aanraken en druk zetten. Het litteken kan ook hard aanvoelen. Deze klachten zijn vrijwel altijd tijdelijk.
  • Na ongeveer 3 à 4 maanden is sporten weer mogelijk. Tot 6 maanden na het ontstaan van het letsel raden wij aan contact/vechtsporten en intensieve stressmomenten te vermijden.

Handenteam
Na een polsbreuk operatie is er nabehandeling nodig. De nabehandeling bestaat uit spalk- en/of oefentherapie. Deze nabehandeling vindt plaats bij het Hand- en Pols Expertisecentrum van het Maasstad Ziekenhuis en wordt uitgevoerd door medewerkers van het handenteam. De frequentie en duur van de nabehandeling kan zeer variëren.

Mogelijke complicaties
Bij alle operaties bestaat een geringe kans dat complicaties zich voordoen. Voor de volledigheid noemen we de (zeer) zeldzame complicaties. Als u vragen heeft over de mogelijke complicaties, raden wij u aan om contact op te nemen met uw behandelend arts.

  • Een wondinfectie, een nabloeding of een veranderd gevoel rondom het litteken. Neem bij roodheid, koorts of erge pijnklachten contact op met het ziekenhuis.
  • Na een trauma of operatie van de hand kunnen er onbegrepen klachten ontstaan die niet direct te maken hebben met trauma of de operatie. Deze klachten omvatten roodheid, zwelling, een glanzende huid, stijfheid en pijn. Ook kan er een intolerantie ontstaan voor kou. Deze klachten komen slechts zeer zelden voor en zijn vaak tijdelijk.
  • De operatie aan een polsbreuk heeft tevens als zeldzame complicatie een slechte genezing van de breuk of een genezing in de verkeerde stand. Tevens kan er in zeldzame gevallen infectie optreden rondom het externe fixateur, pennetjes, plaat en schroeven.
  • De pols kan langdurig stijf zijn. Soms is er enige blijvende stijfheid van de pols.
  • Overige botten, banden, pezen (SL letsel, TFCC letsel, EPL letsel) kunnen schade opgelopen hebben. Dit wordt vaak pas later duidelijk.